- Toespraak
van de minister van Defensie, E. van Middelkoop,
- op 7
september 2007 te Roermond ter gelegenheid van de jaarlijkse
Nationale herdenking van de militairen van het Koninkrijk der
Nederlanden die tussen 1945 en 1962 in de toenmalige overzeese
rijksdelen Nederlands Oost-Indië en Nieuw Guinea hun leven
hebben gegeven.
-
Dames
en heren,
Vijfenveertig
jaar geleden kwam er een einde aan de Nederlandse
aanwezigheid in de Oost. Voor veel Nederlanders is dit
een ver verleden, een vergeelde bladzijde uit ons
vaderlandse geschiedenisboek. Niet voor u. U zult nog
vaak aan die tijd terugdenken en daarom bent u ook hier
met zoveel mensen. Een tijd die onuitwisbare sporen in
uw geheugen heeft getrokken; de herinneringen aan een
tijd waarin u onder zeer moeilijke omstandigheden uw
plicht heeft vervuld en veel van uw kameraden het
grootste offer hebben gebracht.
Het
is voor mij de eerste keer dat ik deze Nationale
herdenking bijwoon en ik vind het indrukwekkend. Deze
herdenking doet mij ten overvloede beseffen welke
verantwoordelijkheid ik als minister draag voor uit te
zenden militairen. Het is mij dan ook een eer hier
vandaag namens de regering te spreken ter nagedachtenis
aan alle militairen die tussen 1945 en 1962 hun leven
hebben gegeven in voormalig Nederlands-Indië en
Nieuw-Guinea.
Het
is een eer om samen met u te mogen herdenken, in uw
ervaringen te delen en stil te staan bij hen die niet
meer onder ons zijn. En om ons respect te betuigen voor
de inzet die u en degenen die wij vandaag herdenken,
hebben geleverd. Omdat u vond dat het uw plicht was, als
dienstplichtige of als beroepsmilitair.
Tegenwoordig
vinden wij het vanzelfsprekend dat militairen zo goed
mogelijk worden voorbereid op hun missie. Dat ze de
juiste spullen hebben en dat de opvang na terugkeer in
Nederland goed is geregeld. Destijds was er minder benul
van wat de militair als mens nodig had. U bent
uitgezonden zonder voorlichting over wat zou komen. U
wist niet wat u mocht verwachten in de Oost. Het ontbrak
aan een goede tropenopleiding. U bezat dikwijls geen
kennis van het land waarheen u werd gezonden. Er was
weinig informatie over de plaatselijke bevolking, de
taal of de leefomstandigheden ter plaatse. U was
langdurig van het thuisfront gescheiden, ver van huis en
zonder de mogelijkheid tot direct contact. U wist vaak
niet wie vriend was en wie vijand. U verloor dierbare
kameraden in de strijd. Dat alles maakte uw opgave in
het verre Nederlands Indië buitengewoon moeilijk.
En
bij terugkomst werd u niet omringd met de erkenning en
de waardering die u verdiende. Van de werkelijke gang
van zaken in de Oost was destijds in Nederland weinig
bekend. U kwam terug in een land dat bezig was met die
andere oorlog en vooral met de wederopbouw. U kreeg
weinig ruimte voor uw verhalen, om terug te blikken en
ervaringen te delen. Herkenning van u als groep,
erkenning van uw inzet en begrip voor uw individuele
situatie waren niet aan de orde. U vond geen gehoor voor
uw verhaal. En toch, ondanks het onbegrip en de
onwetendheid, heeft u na een verloren oorlog bijgedragen
aan de wederopbouw van ons land.
U
heeft daarmee meer dan goed gedaan. Maar liefst twee
keer heeft u een offer gebracht. U bent niet alleen een
veteraan van een missie, u bent ook allen van de
wederopbouwgeneratie. Door úw inspanningen is onze
welvaart opgebouwd. Ook dat verdient grote waardering.
Ik
kan mij voorstellen dat mensen in uw omgeving vaak niet
eens weten dat u een veteraan bent. Enkele jaren geleden
sprak ik in Berkel en Rodenrijs – mijn woonplaats –
een oude buurman. Omdat ik daar op vakantie was geweest,
kwam het gesprek op Sri Lanka, het voormalige Ceylon,
waarop hij verhaalde over zijn terugreis vanuit
toenmalig Nederlands-Indië, met een tussenstop in de
havenstad Trincomalee op Ceylon.
En,
dames en heren, ik moet u eerlijk bekennen dat ik mij
vóór dat gesprek nooit had kunnen voorstellen dat deze
man ooit buiten Berkel en Rodenrijs was geweest. Een man
die na terugkeer uit de Oost de handen uit de mouwen
heeft gestoken om onze samenleving weer op te bouwen.
Omdat hij vond dat het moest. Zonder kapsones, zonder te
klagen, zonder aandacht te vragen voor zijn ervaringen.
Een Indië-veteraan zoals zo velen – zoals u.
U
bent ook de dragers van belangrijke momenten uit onze
politieke geschiedenis, van keerpunten zelfs. Het
afscheid van Nederlands Oost-Indië en later Nieuw
Guinea is voor velen destijds niet licht gevallen. Er is
pijn geweest, verbittering soms, maar ook een zoeken
naar verzoening, naar nieuwe betrekkingen. Voor jongere
generaties was dat een politiek vraagstuk, voor velen
van u een innerlijke worsteling. Dat verhaal van een
deel van uw leven zal niet altijd eenvoudig te vertellen
zijn geweest. Er was vaak ook onbegrip.
Maar
u bent een voorbeeld voor al onze militairen en voor
alle toekomstige veteranen. U liep altijd voorop. Uw
verhalen zijn de bakens voor ons handelen in de toekomst.
Ik wil u vragen: vertel ze! Wij moeten niet alleen naar
u willen luisteren uit respect voor wat u hebt
meegemaakt. Als samenleving willen wij ook van u leren.
Leren
hoe om te gaan met de militairen van vandaag, die de
veteraan van morgen is.
Begin
juli was ik in Uruzgan. Ik sprak er onder meer met
militairen die bij de hevige strijd om de plaats Chora
waren betrokken. Mij viel op hoezeer de ervaringen ter
plaatse verschillen van de beelden die in Nederland
bestaan over hun inzet en over de omstandigheden
waaronder zij optreden. Het is moeilijk om je in
Nederland voor te stellen wat onze militairen ver weg
van huis meemaken. Zoals een van de militairen het tegen
mij zei: ‘als het niet op televisie is, is het niet
echt, dan bestaat het niet voor de mensen in Nederland’.
Eens te meer werd mij duidelijk hoe onbegrip ontstaat
voor wat militairen moeten doorstaan en moeten verwerken.
En onbegrip is schadelijk, want het belemmert de
verwerking van ervaringen en emoties. Wat niet wordt
verwerkt wordt weggestopt en komt onherroepelijk vroeg
of laat weer terug en zo krijgt de emotie niet de plek
die het nodig heeft.
We
moeten daarom van u willen leren over de plaats van de
veteraan in onze samenleving. Het uitzenden van
militairen schept verplichtingen. Niet alleen voor het
kabinet dat de beslissing tot die uitzending neemt, maar
ook voor de maatschappij, waarvan de militair
onlosmakelijk onderdeel is.
Of
het nu naar Bosnië, Irak, Afghanistan of Soedan is, wij
moeten de grootste zorg besteden aan de opvang van
militairen die namens ons op missie worden gestuurd.
Ik
ben dan ook blij dat de maatschappelijke erkenning en de
waardering voor veteranen in de afgelopen jaren in ons
land tot volle wasdom zijn gekomen. Ons systeem van zorg
en nazorg voor veteranen is sterk in ontwikkeling. Er is
het centrale aanmeldpunt bij het Veteraneninstituut en
het Zorgloket ABP. Daarmee krijgt de integrale
zorgbenadering en de coördinatie van de dienstverlening
aan oorlogs- en dienstslachtoffers gestalte. De zorg
voor veteranen wordt de komende periode verder
geïntensiveerd. Daarvoor is het
veteranenregistratiesysteem van belang. Dit systeem
maakt een beter contact met veteranen mogelijk. Sinds
dit voorjaar is het voor mijn ministerie mogelijk
veteranen rechtstreeks te benaderen. Alle voormalig
militairen die hebben gediend in missies vanaf Unifil in
Libanon hebben inmiddels een brief ontvangen. Voor het
einde van dit jaar hoop ik ook u, de veteranen die
tussen 1945 en 1962 zijn uitgezonden naar Nederlands-Indië,
allemaal bereikt te hebben.
Dames
en heren,
Herdenken
en gedenken zijn van belang voor veteranen en
nabestaanden, voor samenleving en politiek. Veteranen
zijn onlosmakelijk onderdeel van onze Nederlandse
cultuur en vormen een belangrijk deel van onze historie.
De tijd laat zich niet terugdraaien en wij kunnen het
verleden niet ongedaan maken. Uw leven is bepaald in
Nederlands-Indië, Nieuw Guinea én na terugkeer in
Nederland. Uw inzet en die van uw kameraden die niet
zijn teruggekeerd of die inmiddels niet meer in leven
zijn, mag nooit als vanzelfsprekend worden beschouwd.
Daarvoor past slechts respect en ook welgemeende dank.