Kolonel Antoni, de oprichter van Regiment Limburgse Jagers. 

Generaal Antoni  * 25-5-1896, † 6-11-1982

 

Dit jaar, 2008, is het 60 jaar geleden dat Overste Antoni commandant werd van het 5e Depot Infanterie in Roermond en Venlo. Het depot waar jonge rekruten werden opgeleid voor uitzending naar Nederlands Indië. Tevens werd hij in de functie Commandant van het 2e Regiment Infanterie. In 1949 was hij inmiddels ook Commandant van het 6e Regiment Infanterie geworden en kreeg de opdracht beide Regimenten samen te voegen tot een nieuw Regiment maar nu voorzien van een naam.  Dit vloeide voort uit de kennis die men had verkregen uit de Engelse organisatie die streekgebonden Regimenten kende en nog steeds kent. En waar het nieuwe Regiment in Limburg zou huizen , zou ook de naam met Limburg verbonden moeten worden.  De inmiddels tot kolonel bevorderde Antoni had een een grote historische kennis en droeg aan Hare Majesteit voor het  Regiment de bekende naam uit verleden, Limburgse Jagers, te gebruiken. Hetgeen geschiedde. Maar wie was Kolonel Antoni, de militair waar nu ook een regimentswaardering naar is vernoemd. Dat heeft de onlangs 90 jaar geworden Majoor bd Leo Jans Kapitein Adjudant van het Regiment in 1954, op schrift gesteld. .
 
 
Zeker is dat Generaal Antoni tot de kleine categorie Nederlandse officieren behoorde, die na hun pensionering en zelfs na hun dood , in de hoofden en harten van degenen die met hem en onder hem gediend hebben, blijven voortleven. Wie was Generaal Antoni?
Ik ben mij zeer wel bewust van het feit dat dit geschrift slechts een poging kan zijn iets te ontdekken van die man die schuil ging onder die wat solitaire , stugge, hoekige, toch wel imposante figuur, die de ouderen onder ons, als kapitein der Wielrijders  en na de bevrijding als Depotcommandant en Regimentscommandant zagen optreden.  In het gedenkboek dat ter herinnering aan de viering van het 140 jaar bestaan van het 2e regiment infanterie, oudste stamonderdeel van het Regiment Limburgse Jagers, werd uitgegeven , liet de toenmalige Kolonel J.L.H.A. Antoni als regimentscommandant iets zien van wat hem meer dan andere dingen op dit ondermaanse bezielde. Hij noemde zijn bijdrage "over het ontstaan der dingen".
Je ziet hem in dit artikel ten voeten uit. Zijn historische kennis, zijn wat droge humor, zijn gevoel voor echte militaire traditie, zijn trouw aan zijn officierseed en het Koninklijke symbool van onze onafhankelijkheid. Al deze elementen van zijn bestaan komen aan bod.  "onafhankelijkheid" buiten de begrenzing van de tijdens zijn leven afgelegde eden van trouw, was ongetwijfeld de meest typerende trek van zijn gecompliceerd karakter. Daarbij was hij een werkelijk moedig man met een groot incasseringsvermogen. Zijn gevoel van onafhankelijkheid en zijn verachting voor gebrek aan zedelijke en andere moed bij collega's en meerderen, die toch een beroep gekozen hadden waar voor deze  eigenschappen onontbeerlijk zijn, zullen bij deze laatste niets steeds in goede aarde gevallen zijn.  Hij was zeker niet primair de militaire ambtenaar, beslist geen salonofficier, wel ijdel eerzuchtig, maar toch geen "streber". Hij leek af te stammen van die onverzettelijke soldaten van de "grande Armee", die als levenspartner "La Vie Militaire" gekozen hadden,. La Vie militaire, dat Maarschalk Foch aanduidde als "line vie de negation"., een leven van zelfverloochening. Toch ging achter die façade van bijna verlegen , onaandoenlijkheid, een gevoelig mens schuil; hij was wel degelijk kwetsbaar, al liet hij dat niet blijken.  Hij heeft in zijn persoonlijk leven, mede als gevolg van zijn onverzettelijke houding tegenover de bezetter, heel wat te slikken gekregen. Terug na de bevrijding, werd dat "Vie militaire"nog meer dan voorheen, zijn levensgezellin.
 
Uit zijn registratielijst blijkt dat hij op 25 mei 1896 ter wereld kwam als zoon van Huibert Antoine Antoni en Marie Louise Marchant en de voornamen Jean Louis H.A. meekreeg.  Zijn carrière voor de Tweede Wereldoorlog is niet opvallend, behoudens de toekenning van de Bronzen Watersnoodmedaille naar aanleiding van zijn optreden bij de watersnood van 1926 en zijn plaatsing bij het Regiment Wielrijders.  Het is inmiddels september 1938 en de dreiging van Nazi -Duitsland wordt steeds meer manifest. In mei 1940 krijgt Antoni de kans om te tonen uit welk hout hij is gesneden. Hij is dan chef van de afzonderlijke staf van de Lichte Divisie. Terwijl vele collega's gedemoraliseerd worden door de efficiency van de Duitse Blitzkrieg " , houdt hij op het Eiland van Dordrecht, het hoofd koel en weet  allen door zijn voorbeeld te inspireren. De Lichte Divisie staat onder bevel van Kolonel van der Bijl, eveneens afkomstig van het Regiment Wielrijders. Een aanvalsgroep van de Lichte Divisie, onder een afzonderlijke staf met als stafchef de kapitein Antoni, krijgt op 12 mei 1q940 de opdracht om met twee bataljons wielrijders het Eiland van Dordrecht  te zuiveren van de vijand en zo mede een Duitse aanval over de Moerdijkbrug op de Vesting Holland te voorkomen. Ik moge volstaan met de tekst van het KB van 19 juli 1945no.6 betreffende de toekenning van het Bronzen Kruis aan de toenmalige tijdelijk benoemde Majoor Antoni. "Heeft zich door moedig optreden op 13 mei 1940 bij Dordrecht, door tijdens bomaanvallen en aanvallen van pantserwagens. die terugtocht van de troepen van de Lichte Divisie en de weerstand van de achterhoede te organiseren, hierbij door zijn voorbeeld tot standhouden aansporend". Buiten de wat magere tekst van dit KB is er onder meer de getuigenis van de commandant van een batterij van het Korps Rijdende Artillerie, reserve Elt.Jhr.Mr.H.L. van Wijck, die schreef: "Hij was van grote morele steun voor alle troepen daar in de omgeving. Zij hadden allen een bijzondere grote bewondering voor Kapitein Antoni, daar hij een van de weinigen was die het hoofd koel hield". Na de capitulatie overheerst bij iedere rechtgeaarde soldaat wen gevoel van frustratie, een gevoel van  
"onteerd" te zijn. De kiem van het militaire verzet is gelegd.  De Fuhrer staat in zijn "Grosmut"toe dat het Nederlandse leger, dat nu "de jure" krijgsgevangen is, in het land blijft. Daarom moeten alle Nederlandse beroepsofficieren een loyaliteitsverklaring tekenen. Uit de nog niet huis teruggekeerde militairen, wordt de zogenaamde Opbouwdienst gevormd, die belast wordt met het herstellen van de oorlogsschade. Mening militair, die anders geen inkomen heeft, neemt hieraan deel, sommigen met in hun achterhoofd de mogelijkheid tot een toekomstig militair optreden tegen de bezetter. Ook Kapitein Antoni treedt toe. Op de verjaardag van Hare Majesteit de Koningin, die met haar regering naar Engeland is uitgeweken om de strijd met Nederlands Indië en West Indië nog onder controle voort te zetten, houdt hij een toespraak die erop neerkomt dat "Hare Majesteit"toch heel iets anders is dan  "die Huisschilder". Jammer genoeg betekent dit tijdens de bezetting het einde van iedere verdere militaire activiteit van Kapitein Antoni.  Hij wordt gearresteerd en als politik gevangene in Duitsland op gesloten.  Later, op 18 augustus 1942, wordt hij in Duitse krijgsgevangenschap gevoerd en weder in actieve dienst herstel. Op 6 juni 1945, een maand na de onvoorwaardelijke overgave van "Nazi Duitsland", keert hij terug uit krijgsgevangenschap. Antoni behoort tot de officieren, die in mei 1940 op voorbeeldige wijze hun plicht gedaan hebben. Niets staat een verdere carrière in de weg. Zijn "zilveren zon"wordt verguld, hetgeen "Generale Staf bekwaamheid"betekent. Nu volgt een bliksemcarrière. Zijn tijdelijke rangen van majoor en luitennat kolonel worden op oktober 1948 geëffectueerd en op 1 november 1948  wordt hij als commandant van het 5e Infanterie Depot te Roermond bevorderd tot kolonel en registratief overgeplaatst naar het 2e Regiment Infanterie, het eerste stamonderdeel van  het latere Regiment Limburgse Jagers.     
 
Nu begint de periode waarin Kolonel Antoni in contact komt met de meeste nog levende leden van het regiment. Zoals ik al eerde opmerkte was zijn meest kenmerkende eigenschap zijn gevoel voor onafhankelijkheid. Daarbij had hij een zeer zelfstandig oordeel. Hij erkende in feite slechts twee werkelijke hoofdautoriteiten: O.L. Heer en Hare Majesteit, die beiden met zijn eed verbonden waren. Zijn eerbied voor anderen was afhankelijk van hun persoonlijkheid. Dragers van dapperheidonderscheidingen konden bij hem een potje breken. Hij koesterde ze binnen zijn regiment. Voor de politiek had hij geen grote eerbied. In zijn contacten met Kamerleden bijvoorbeeld, meldde hij zicht steevast als "de kiezer Antoni". Een vaststelling die niet alleen geestig was, maar juridisch volkomen juist.  
 
Een leger na de tweede wereldoorlog in vredestijd moet, zoals bij vele echte soldaten, frustrerend voor hem geweest zijn. Ook het "soldaatje spelen' bij oefeningen op de kaart en in het terrein zonder echte vijand, zal zijn grote belangstelling  wel niet gehad hebben.  Hij leefde zich veel liever uit in dat verborgen stuk van zijn karakter, zijn liefde voor de romantische kant van het soldatenleven, dat ontastbare element dat de oude "never dying soldier" voortbrengt;  de traditie van de voorbeeldig, moedig militair in leiderschap, gepersonifieerd in historische bijna mythische figuren zoals Marlborough en zijn nazaat Winston Churchill, Prins Eugenius van Savoije en veel later de dragers  van de Napoleontische traditie Charles de Gaulle, Koning en Le Clerck. Als commandant van het 5e infanterie  Depot te Roermond en Venlo waar toe toen in 1949 het 2e , 6e en 11e Regiment Infanterie  met hun mobilisatiebureaus behoorden, zette hij zich naar Engels voorbeeld in voor de creatie van een streekregiment waarin de beste eigenschappen va de in de provincie Limburg gerekruteerde manschappen tot uiting konden komen. In bovengenoemd gedenkboek gaat hij uitvoerig in op de overweging die destijds tot de naam "Limburgse Jagers " leidden. De naam was niet nieuw en was voor de eerste maal gegeven aan het Limburgse Bondscontingent dat Koning Willem I, als hertog van Limburg aan de Duitse Bond moest leveren. Bij de opheffing van die bond in 1867, bij de creatie van het Tweede Duitse Rijk, kwam de benaming Limburgse Jagers ter beschikking en werd in de dreigende revolutiedagen  van 1918 gegeven aan het Bijzonder Vrijwillige Landstormkorps dat in Limburg werd opgericht. De Bijzondere Vrijwillige Landstrom was na de wapenstilstand van 1940 gedemobiliseerd. Vele leden waren tijdens de bezetting werkzaam in de militaire verzetsorganisatie. Na de oorlog werd de Bijzondere Vrijwillige Landstrom mede uit politieke overwegingen geliquideerd . In 1949 kwam de naam Limburgse Jagers wederom ter beschikking. Een meer sprekende streekgebonden naam was niet denkbaar.
Het is de grote verdienste van de Generaal Antoni geweest dat hij zich met hoofd, hart en ziel voor de naamgeving heeft ingezet, Hij werd daarbij natuurlijk krachtig gesteund door o.a, de zoon van de voormalige Gouverneur en Minister-President Jhr.Carles J.M.Ruys de Beerenbrouck, oud ondervoorzitter der Gewestelijke Landstormcommissie in Limburg en lid der Eerste Kamer. Als regimentscommandant spande hij zich in om zijn droom van een door de streek gedragen korps werkelijkheid te maken. Antoni riep een vereniging in het leven die de band met het regiment en ook na de demobilisatie en groot verlof , in stand moest houden. Iedere dienstplichtige en beroepssoldaat , die de  eer had bij de Limburgse Jagers ingedeeld te worden, was automatisch lid van de "vereniging de Limburgse Jager", Er werden "Balis Campetres"georganiseerd en natuurlijk moest alles muzikaal ondersteund worden met een eigen muziekkorps: "Het Tamboer- en Fanfarekorps Limburgse Jagers", dat in Limburg en zelfs in het buitenland  furore maakte. Een zich respecterend  korps diende ook een eigen tijdschrift te hebben, waarin het wel en wee van de grote familie der Limburgse Jagers en veel wetenswaardigheden, vooral op het gebied van de militaire en streektradities te lezen was .Het werd het Periodiek : "De Limburgse Jager?. Her regiment blijkt, getuige zijn populaire Fanfarekorps en het in 1953 ingestelde Diner de Coreps meer dan levensvatbaar geweest te zijn. De oprichting van het regiment Limburgse Jagers was Antoni's laatste  wapenfeit. Na zijn vertrek als eerste regimentscommandant en ook nazijn pensionering bleef hij zich met zijn regiment bemoeien. Voor zijn gevoel was het  "Het Regiment Antoni" op zijn minst een door hem verwekt, door het Koninkrijk der Nederlanden erkend kind, dat niet meer van zijn vader  te scheiden was. Het zal ieder Limburgse Jagers die de eer heeft gehad onder hem te mogen dienen, dan ook deugd gedaan hebben dat hij uit waardering voor zijn vele verdiensten, vier jaren na zijn pensionering bevorderd werd tot de titulaire rang van brigadegeneraal. Zijn laatste levensjaren werden gehinderd door een toenemende blindheid, waardoor de wereld rondom hem, evenals hijzelf langzaam vervaagde. Zo was hij, zoals die  andere "old soldiers, slowly fading away". Voor ons is hij , zoals zij , nooit gestorven.
 
Majoor bd.L. Jans, Oud-Provinciaal Commandant BB in Limburg Oud kapitein Adjudant Regiment Limburgse Jagers.
uit Limburgse Jager jaargang 2008-1