|
bezoeken aan
sobats in 2015 deel 2
|
|||
|
|
|||
|
Dat gaat naar Den Bosch toe! |
|||
|
|
|||
|
|
|||
|
Van de
Limburgse vlaaien door naar de Bossche bollen |
|||
|
|
|||
|
|
|||
|
Een ‘Echtse taxi’ brengt ons in verwarring |
|||
|
|
|
|
|
|
Marianne wordt ingepakt bij de Echtse familie Hovens 2-6RI |
|
|
Het
is het starten van de auto bijna niet waard. Maar om nu met een
verhuisdoos door een stuk van Echt te gaan lopen, dat zagen we even niet
zitten. Hooguit 7 minuten nadat we bij Wim Limburg vertrokken, parkeren
we de auto weer eens voor het huis van Sjra (2-6RI)
en Mien Hovens. Mien
staat ons al op te wachten bij de open deur. Vlug de goodiebag, placemat
en het boek uit de achterbak en gelijk naar binnen. Het is niks warm
buiten. “Kom gauw weer binnen! Fijn dat jullie weer even tijd hebben
voor ons.” Een heftig
geblaf klinkt achter de kamerdeur. “Ga jij maar voor Joop,” zegt
Marianne een beetje bezorgd om haar nylons. Later zit ze beschermd met
een deken om haar benen gezellig te keuvelen. Het hondje was een
logeetje, maar is gebleven. Een scheidingsslachtoffer.
foto
Joop Pragt
Ook bij de
familie Hovens wordt de goodiebag, de placemat en het boek met cd’s
overhandigd. “Alweer zo’n tas! Hoe krijgen jullie dat toch steeds
voor elkaar?” vragen de Hovens verrast.
“Bedelen, puur bedelen bij bedrijven en instanties! Het is
jullie weer gegund hoor,” zegt Marianne trots.
“Fijn dat jullie toch nu bij ons langs konden komen. Vanmiddag
hebben we een verjaardag van onze dochter.”
Gelukkig is dat voor
ons geen probleem. We konden nog schuiven met de tijd. Familie Graus is
nu straks het laatste bezoek van vandaag.
We informeren over de gezondheid, praten over de toestand in wereld,
aaien het hondje en eet Joop weer de heerlijke zelfgebakken koekjes van
Mien. Zo met de feestdagen voor de deur maakt een onsje of wat ook niets
meer uit, denkt hij. Lijnen
kunnen we altijd nog.
|
|
|
||
|
Het veiligstellen van een “Echtse”nalatenschap |
||
|
|
|
|
||||
|
Het maken van ons boekje, nu
zonder spierballen |
||||
|
.
|
|
|
|||
|
Een traditioneel tussendoortje
|
|||
|
|
|
|
|||||
|
|
|||||
|
|
|
|
|
7
december herdenking Schaarsbergen |
|
|
|
|
|
|||||
|
Twee korte
bezoeken |
|||||
|
|
|
|
||||
|
|
||||
|
De aanhouder wint bij het maatje van mijn paatje |
||||
|
.
|
||||
|
|
||||
|
Even een bakkie doen bij Eindhovense Antoon |
||||
|
.
|
||||
|
|
||||
|
Arnhem stond in brand |
||||
|
.
|
||||
|
|
||||
|
Het zingend bataljon: we komen er aan! |
||||
|
.
|
|
|
|||
|
Langs het paleis Soestdijk naar 1-3 RI en 1-15 RI |
|||
|
.
|
|
|
|
|
Sobat Stef van het Schip, 2-6RI, steekt van wal in Amsterdam. . |
|
|
Op een
speciaal verzoek van dochter Hanneke van ’t Schip bezoeken wij sobat
Stef van het Schip. Zij komt ons ophalen van treinstation Amsterdam
Sloterdijk. Onderweg naar haar vader praten we even bij. Eenmaal in de
flat aangekomen begroeten wij de joviale sobat. “Ik ben heel blij dat
jullie er zijn,” begroet hij ons. Hanneke voorziet ons vlug van koffie
en wij geven sobat Stef van ’t Schip het boek, de placemat, een
goodiebag en het woord. “Ik ben 20
maart 1924 in Amsterdam geboren. In een gezin met 7 jongens. We woonden
in het centrum van Amsterdam. Mijn vader had een groot expeditiebedrijf.
Ik ben opvoed in als R.K. jongetje. De lagere school heb ik op de St.
Jozefschool bij de broeders gevolgd. Ik kwam van school en werkte in de
expeditie in de zaak van mijn vader.
Ik kon gelukkig weer worden overgeplaatst. Ik kwam te zitten in een
boerderij annex café op de weg van Roermond
naar Mönchen Gladbach. Daar
heb ik tot 26 september 1944 gezeten. ’s Nachts sliep ik toen in de
hooiberg en overdag bleef ik daar ook een beetje afzijdig. Ik heb
destijds het verzetsherdenkingskruis gekregen omdat wij werden bevorderd
tot de ondergrondse. Leden van de Limburgse
ondergrondse kwamen twee man brengen, één Nederlandse SS-er en iemand in Duitse dienst. Die waren z.g.
gedrost. Hadden via omwegen contact gezocht met de ondergrondse en
vertelden dat ze voor hun wilde werken. We vertrouwden ze niet. Door
onderzoek zijn ze door de mand gevallen, maar dat wisten ze zelf niet.
Wij kregen bericht: ze komen morgen gewoon bij jullie, maar dan wel één
voor één. Ze moeten kassie
wijlen gemaakt worden. Nou, dat is gebeurd met verzet natuurlijk. Er
kwam al vroeg iemand van de ondergrondse die zo’n narcoseapparaat
meebracht. Toen dacht ik: potverdorie, dat wordt rottigheid. En dat werd
het dus ook. Die SS-er sloeg degene neer die het kapje op zijn gezicht
moest zetten. Hij verzette zich en toen zat er voor ons niets anders op
dan er met zijn allen op te duiken. Een kameraad van mij heeft hem
meteen naar zijn keel gegrepen en ik dook op zijn benen, dus hij kon
geen kant meer op. Hij was in een mum van tijd kassie wijlen. We hebben
hem in een greppel begraven. In de middag kwam de tweede en die keek wel
heel vreemd op. Wij zeiden: ja, hij is weggeroepen door de ondergrondse
en straks komt die wel weer hier naar toe. Maar hij ging dezelfde weg.
Ja, dat is mij altijd bijgebleven. Ik was twintig en dan krijg je dat op
je dak. Dat heeft mij inderdaad heel erg dwars gezeten. Later kwam
daarna ook Indonesië nog eens erbij.” “Dan ben je
twintig jaar! En maakt u mee dat u twee mensen moet liquideren. Dat doet
toch heel wat met je,” zegt Joop meelevend. “Ja zeker, en het kan
nog erger,” zegt Stef van het Schip.
Hier schiet sobat van het Schip even vol. “Een zwak momentje,” zegt
hij. Bidprentjes komen op tafel. “Kijk hier is die van mijn vriend.
Hij was vier jaar ouder dan ik. Paulus Johannes Peters van 1920.
Gefusilleerd op 26 september 1944.
Bij Roermond had je ook een soort buiten, Schöndeln,
was dat. Een soort
herenhuis. Daar zaten Duitsers in. Die zaten net zo tegen de heuvel aan
en op een gegeven moment kwamen ze bij ons het paard halen want ze
moesten bomen verslepen. De boer vroeg of ik dat aandurfde. Nou, ik wel.
Bomen verslepen kan geen kwaad. Maar
we kwamen niet verder dan de derde boom. Toen vlogen de granaten in het
rond. Dat bleken pantsers te zijn van
de Engelsen. Die waren op
verkenning. Die begonnen daar opeens te schieten op dat gebouw. Je zag
de gaten erin slaan. Wegwezen dus!
“Eh,
vermoeien wij u niet te veel zo. U zit zoveel te praten?” vraagt Joop
bezorgd. “Nee hoor, wel moet ik er voor oppassen want er is een kans
dat ik vanavond een rotavond heb. Dan kun je niet meer stoppen. Hoewel
de laatste tijd gaat het weer beter hoor. Dat geintje van die executies
en dergelijke dat heb ik pas in 1980 voor het eerst genoemd.”
“Laten we zo afspreken,”
zegt Marianne, “zodra u last ervan krijgt, belt u mij op. Maakt
niet uit al is het midden in de nacht. Niet gaan spoken hoor.” Het waren
koloniën. Wij gingen voor de mensen. Klaar. Dat heeft je dan drie jaar
gekost van je leven. En laten we heel eerlijk wezen: schone oorlog
bestaat niet! Dat is iets onmogelijks. Er gebeuren altijd
dingen die niet goed zijn. Ik heb drie van die knapen die gevangen waren
genomen gewoon zien afknallen”. In die
tussentijd was mijn onderdeel vertrokken naar Fournes
(FR). Het onderdeel was de 2e compagnie van het 6e
regiment infanterie. Dus 2-2-6RI. Daar zijn we dus achteraan gegaan.
Daar zijn we opgeleid door
militairen. We stonden onder Engels bevel en de hele dag was het
hardlopen. Daar hebben we onze eerste gesneuvelde aan te danken. Die
viel dood tijdens het binnenrennen van de kazerne waar we lagen. Een
hartverlamming. Dat was onze eerste. Ik heb er nog dooiewacht bij
gehad.” Weet je, wij
hebben met die aanval op Semarang
op het vliegveld gelegen,”vervolgt sobat Stef. “Kalibanteng”,
vult Marianne aan.
“We hadden een avond/nacht patrouille. We liepen niet zo lekker, maar
we kwamen thuis en gingen naar bed. Vervolgens hoorden we
mortierinslagen. Eigenlijk vlakbij, maar niet op het vliegveld. Toen het
licht werd, gingen ze aanvallen. Ergens werd het een slachtpartij,”
zegt v. h. Schip “wij
zaten in die schuttersputjes en de loopgraven die daar waren en zij
kwamen aanstormen. Sommigen met een bamboespeer en dergelijke. Nou daar
helpt niet veel tegen. Toen op dat moment, dacht je potverdorie wat een
muur van mensen! Ze lopen ons zo ondersteboven! Maar zover is het dus
niet gekomen.” “Dan loopt het toch dun in de broek,” zegt Joop
inlevend op de situatie. “Jawel, als iemand zegt dat hij niet angstig
is geweest toen, dan durf ik te zeggen: dan liegt die. Zonder meer. Ik
kan niet zeggen dat ik veel angstig geweest ben, maar op die momenten
zeker wel.”
“Als je zo’n zwarte muur op je af ziet komen, dat is een rot
gezicht. Nou ja, in ieder geval dat is dus afgeslagen. Ja, we werden
toen massaal aangevallen. Ze waren via de spoorlijn heel dichtbij
gekomen.
We hadden één vliegtuig, een B25. Die bemanning sliep in de stad. Dat
waren piloten. En die zijn toch naar het vliegveld gekomen met een auto
en zijn in het vliegtuig gestapt. Ze hebben niet anders dan rondjes
gevlogen om het vliegveld heen en geschoten op alles wat daar bewoog. En
op een gegeven moment zagen we hem gaan en kwam die BOEM, naar beneden.
Neergeschoten door de TNI.
Tussendoor is de B25 nog terug op het vliegveld geweest. Motorproblemen.
Ze zijn toch weer de lucht in gegaan. Tot ze na ongeveer 10 minuten
neergehaald werden”. “Ik
was mortiercommandant. Ja, van de 2 inch mortieren. Van die kleintjes.
Die waren wel handiger dan de 3inch mortieren hoor. Voor de korte
afstand hè. Bij de kleine mortieren had ik mijn draai gevonden, zo kan
je dat wel zeggen. Je hebt dan 2 man bij je als helper.
Eén was Sjaak
Staals. Sjaak is later
nog gewond geraakt bij een explosie en is een stukje van zijn hiel kwijt
geraakt. Later is hij bij Weert
waar je een onderofficiersopleiding had zitten telefonist geworden. Voor alle
duidelijkheid, wij hebben alleen maar adoptiekinderen.
In 1961 kwamen we in aanmerking voor het eerste kindje. Een
dochtertje van een 16jarig meisje uit Amsterdam. Ze is op 2 januari bij
ons in huis gekomen. Mijn zoon die zat in een weeshuis in Amsterdam. De
laatste dochter, dat is dus Hanneke, die heb ik gehaald vanuit Brabant.
Bij Tilburg in de buurt, uit een kindertehuis. Ze was toen net twee
jaar. Het is een hele lieve schat. Ze doet alles voor me! “Is er in
Indië naast wat u al vertelde nog iets geweest waarvan u zegt, dat zal
mij altijd bij blijven?” vraagt Joop na de korte pauze. “Nou zeker
wel! Er was een actie van een andere compie op een buitenpost. Die
gingen een actie ondernemen in een bepaald gebied. Wij zouden dat gebied
afsluiten met één of twee pelotons, zodat wat d’ er
uitkwam, we Hier stapt
Hanneke weer binnen. Gaat meteen even koffie maken en een glas water
halen voor haar vader. Ze knikt begrijpend als wij vertellen dat haar
vader aan een stuk door aan het vertellen is.
“Maar wilt
u dat ik contact opneem met het veteraneninstituut voor u?” vraagt
Marianne.“Ja, graag, dat is prima”, antwoordt van ’t Schip. “Het
kan helpen natuurlijk, hoewel ik de laatste tijd er niet echt gek
veel last van heb. In het
ziekenhuis heb ik een paar maanden terug een hartaanval gekregen. Toen
kwam ik ook weer in die oude droom terecht. Er stonden drie dokters bij
me en die ene zegt:”Ik zal je laten slapen.” En ik kreeg het idee
dat ze me zouden laten inslapen. Dat had ik op dat moment helemaal niet
erg gevonden hoor. Absoluut niet. Ik ben toen wel in een slaap geraakt,
maar in een droom ben ik verder gegaan. In mijn droom ben ik doodgegaan.
Ik dacht nou hebben we het gehad. Ik moet bij de grote baas komen en
kijken wat die er van vindt. Zo’n braaf jongetje was ik nou ook weer
niet. Ik had zo echt wel mijn twijfels. Maar ik kwam weer in diezelfde
puinhopen terecht en dacht: Godverdorie heb ik nou wel het goede geloof!
Toen heb ik getwijfeld. Nu niet meer hoor. Ik ben rooms katholiek en zo
wens ik ook te leven. En daar heb ik dus mijn best voor gedaan.”
Dochter Hanneke bevestigd dat, “ Nou daar heb je zeker goed je best
voor gedaan!” “En wij gaan voor u vanavond nog het
veteraneninstituut inschakelen hoor!” zegt Marianne gedecideerd.
“Ik ben met
de Johan van Oldenbarneveldt
in 1948 weer naar huis gekomen. Ik heb de eerste anderhalve maand
eigenlijk niets gedaan. Na die anderhalve maand ben ik mij op gaan geven
bij de Koninklijke Marechaussee.
Nou daar heb ik een leuke tijd gehad. Ik ben daar van 1948 tot 1951 bij
geweest. Toen zat ik in Den Haag
en kwam bij de motoren terecht. De grote Harleys.
Daarna ben ik bij de sociale verzekeringsbank
terecht gekomen. In
de pensioenen.” “We zitten hier goed Marianne,” zegt Joop, “we
zitten hier goed! Kunt u wat doen aan mijn pensioen?”
“Ja wel dat kan ik, want ik ben heel goed in opmaken”
grapt v.h Schip meteen.
Hier komt Marianne met haar romantische vraag. “Wanneer hebt u uw
vrouw ontmoet? Die zit er toch ergens bij in dit verhaal.”
“Ja dat was ook een klein beetje apart. Mijn jongste broer zat nog in
Indië en die had verkering. Dat raakte uit. Mijn ouders waren heel
gesteld op haar. Die vroegen , toen mijn broer nog niet thuis was, neem
jij haar eens een keer mee. Dat is dus mijn vrouw geworden. Mijn broer
maakte het uit en toen heb ik hem nog geschreven, dat ik der wel wat in
zag. Nou ,toen had ik verkering. Dat was 1948.
We zijn in 1951 getrouwd en in 1961 kregen we dus ons eerste kindje.”
“Waar ik nu kom daar zit ze maar vijf minuten van mij vandaan,” zegt
van het Schip. “Sinds de dood van mijn vrouw ben ik nog één keer op
een reünie geweest. En dat wordt nu komende februari dertien jaar. Ze
heeft zes jaar gedialyseerd. Toen ben ik een keer weggeweest en in die
tijd heb ik, geloof ik, wel vijf keer naar huis gebeld.” “Mag ik nog
wat verder vragen over de sociale verzekeringsbank?” zegt Joop.“Bent
u daar gebleven tot uw pensioen?”
“Ja, ik ben wel eerder gestopt. Ik ben gedeeltelijk afgekeurd
en ben de laatste jaren in de WAO geweest. Ik ben op mijn 60e
gestopt. Ik kreeg meer last van het verleden. En dat heeft ook invloed
op je werk. Daarna heb ik een heleboel vrijwilligerswerk voor de kerk
gedaan. Nu doe ik niets meer. Dat gaat niet meer. Ik kan lopen, van
balkon naar de keuken, zonder dat ik me vast hoeft te houden. Krantje
lezen, ja, ik heb het Parool en ik vind daar helemaal geen barst meer
aan.” Dezelfde dag
nog heeft Marianne contact opgenomen met het veteraneninstituut. Zij
hebben de volgende dag al meteen contact gehad met sobat v.h. Schip.
|
|
|
||
|
Volgende vraag! En achteraf toch veel informatie uit Laren . |
||
|
We zitten in een prachtig beboste omgeving op zaterdagmorgen
3 oktober 2015 in Laren thuis bij sobat Jan
van Haastrecht 5 RS, oud-Commandant
3e Compagnie, 5e Bataljon Regiment Stoottroepen, aan de
grote tafel. Bij binnenkomst werden we hartelijk ontvangen, met vele
complimentjes over het vele werk dat wij verrichten voor de veteranen.
Wij overhandigden op onze beurt o.a. de goodiebag.
Met “Waar u bent geboren”, stelt Joop de eerste vraag. Sobat Jan beantwoordde regelmatig een vraag met ‘volgende vraag. Uiteindelijk hebben we het navolgende verhaal weten te maken. “Ik ben geboren in Amsterdam en ik zit nu in mijn 91e levensjaar. Ik had één broer. Mijn vader was commissionair in granen. Mijn moeder was een vluchteling. Die kwam uit België. Zij is in 1914 naar Nederland gekomen. Ik heb op de tweede openbare handelsschool gezeten. Dat was een instituut destijds opgericht in 1888 door het bedrijfsleven. Ze waren op zoek naar jongelui die hun talen spraken, die wat economie hadden gedaan, wat rechten en de hele reutemeteut. Vaak ook voor Indië om bij banken te gaan te werken, trading compagnies. Dat was mijn opleiding. Je kan het nu vergelijken met een gymnasium en dan richting economie e.d. Ik wilde gaan studeren, economie, maar dan moest je een loyaliteitsverklaring ondertekenen dat je niets zou ondernemen tegen de bezetter. Dat heb ik niet gedaan. Dus je moest
naar Duitsland. Toen ben ik ondergedoken. Heb ik dus nogal wat gezworven
tot aan de bevrijding. Je moet onderduiken in een grote stad. Dan ben je
anoniem. Ik heb een tijd bij een tante in Amsterdam gezeten. Maar laten
we nu maar wat praten over mijn diensttijd”, neemt sobat
Jan van Haastrecht het gesprek over. “Dat is goed! Bent u
dienstplichtig of vrijwillig naar Nederlands Indië gegaan,” vraagt
Marianne dus resoluut. Marianne
merkt op dat wanneer zij de jongens van 5RS belt met hun verjaardag, ze
het altijd over Jan van Haastrecht hebben: hij was onze compagniescommandant.
“U bent altijd de eerste die ze noemen.” Jan van Haastrecht vraagt
wie er van 5RS op de reünie waren. Noemt zelf wat namen. Otto, van Vorsselen, Scheaper.
“Zelf heb ik zo’n 15 keer de reünie
voor 5RS georganiseerd. En dan houd het op. Ik loop op krukken en
hier dus met deze speciale stoel op wielen. Ik heb een rotte heup.
Operatie voor een tweede nieuwe heup is mislukt. Ik zat in die 5%
waarbij het niet lukt. Met
rollator gaat niet, daar ben ik niet stabiel genoeg voor. Ik kan mij zo
goed redden. Maar er is niemand meer die het
veteranenwerk overneemt. Tot ik met jou in contact ben gekomen. Geweldig
wat jullie allemaal doen. Aan 2-6 R.I heb ik heel goede herinneringen. Ik was Commandant
3de Compagnie, 5de Bataljon Regiment Stoottroepen. In Mei (denk ik) 1948
heb ik de posten Soemowono en
Tegaron (Rokin) van 2-6 R.I.
overgenomen. 19 December 1948 deden wij de luchtlanding op Djocja. Ik
heb op een aantal buitenposten gezeten om Djocja. Na mijn
Djocja periode ben ik op Premboem
terechtgekomen. Na een aantal maanden werd ik Luitenant
Adjudant bij de kolonel A.
van Santen, M.W.O., opvolger van de Kolonel
D.R.A. van Langen. Begin Mei 1950 met de "Nelly"
naar huis. (klik
hier voor dit verhaal.) “Maar goed, u had zich
aangemeld en u vertrok met de
Volendam uit Rotterdam
naar Nederlands Indië.”
“Ja, we kwamen aan eerst in Batavia
en vervolgens naar Makassar.
Daar hebben we een maand of drie, vier gelegen en toen naar Midden
Java. Soemowono en Tegaron. Ik had een compagnie van 4 pelotons
omdat we een groot gebied moesten beslaan en dan praat je over een 200
man. Ik zat met de ene helft in Soemowono en de andere helft op Tegaron. En dat lag bijna op de
demarcatielijn. Marianne merkt op dat het een hele verantwoording was.
Zo’n 200 man. “Ja, het was zowat een heel bedrijf,” zegt sobat Jan
v. Haastrecht. “Wat bent u gaan doen
toen u weer terugkwam? Werd u toen beroepsofficier?” vraagt Joop.
“Oh God, nee, ik moet er niet aan denken. Bijna alle officieren van
ons bataljon zijn beroeps geworden. Twee niet. Nee, ik zag dat niet als
mijn toekomst. Nee, ik ben naar Afrika gegaan! Ik heb gewerkt in Ghana, Nigera, in Gabon
en in de Franse Kongo. Ik heb
mijn brood verdiend in de tropische en exotische houtsoorten.”
“Wanneer bent u daar vandaan weer teruggekomen in Nederland?” “Ja,
dat is begin ’66 geweest”, zegt Jan van Haastrecht na een
rekensommetje.
“Dan ben ik ook voor een klein stukje romantiek”, zegt Marianne.
“U bent getrouwd geweest. Op een gegeven moment bent u dus dat leuke
meisje tegengekomen. Waar was dat?” “Volgende vraag!” zegt van
Haastrecht kortaf, maar even later draait hij bij. “We zijn laat
getrouwd. In 1958. Ik was 33 en mijn vrouw heeft gestudeerd en is
kinderarts geweest/geworden.” “Hebt u kinderen”, probeert Joop.
“Ja, twee! Jongen en meisje.” “Kleinkinderen?” vraagt Marianne
voorzichtig. “Ook,” is het antwoord. “Hoe staan uw kinderen en
kleinkinderen tegenover het feit dat u veteraan bent?” “Daar wordt
niet over gepraat. Nee. Ik weet niet of ze geen interesse hebben, maar
het is gewoon niet ter sprake gekomen. Ze hebben er nooit naar gevraagd.
Ook niet over wat ik heb gedaan in de tweede wereldoorlog.” “Wat bent u vervolgens in Nederland gaan doen?” “Hetzelfde!” “Waarom bent u dan teruggekomen naar Nederland?” vraagt Marianne verbaasd. “Ik werkte toen bij een bedrijf en maakte promotie. Kon daar onderdirecteur worden. Ik had twee kinderen van 6 en 4 jaar. Onderwijs in Afrika is een ramp. Dus. Ik ging kantoor
houden in Amsterdam en kocht in Blaricum een huis om te wonen.”
Ik ben bevoorrecht. In de zin van: ik beweeg me, mijn kop is goed. Ik
bemoei me nog met een hoop dingen. Ik zit hier in de cliëntenraad van
dit verzorgingscomplex. Wij komen op voor de belangen van de bewoners.
We hebben ook een blad. Dat komt vier keer per jaar uit. Daar schrijf ik
in. Ik zit in de redactiecommissie.” “Wat schrijft u
dan?” vraagt Joop. “Ik heb natuurlijk verschrikkelijk veel
meegemaakt in mijn leven,” merkt Jan van Haastrecht op. “Ik had de
laatste vijftien jaar van mijn werkzame leven een eigen bedrijf. In Nederland
ik heb weinig hout verkocht. Dat was mijn werk. Hard
werken van links naar rechts. Ook een paar keer in Zuid
Afrika geweest om klanten te bezoeken.” “Die 15 jaar dat u
zelfstandig was, was dat ook
in het hout?” vraagt Joop maar weer eens. “ Ja.” “Was dat
lucratiever dan als een werknemer bij een groot bedrijf?”
Jan van Haastrecht vervolgt zijn verhaal weer. Enkele dagen na ons
bezoek, kregen we een e-mail van Jan van Haastrecht. Daarin beschreef
hij het ontbrekende deel van zijn (verrassende!) militaire Indië
verhaal. We vonden de aanvulling heel
interessant en geven het daarom, met toestemming van sobat Jan,
hieronder weer. Ik had in mijn compagnie ene Hueting.
Hij heeft in de jaren ‘71/’72 van alles opgerakeld wat er z.g.
gebeurd zou zijn in Nederlands Indië. Hier mijn
verhaal:
Na de CEASE FIRE, dus de wapenstilstand, werd ik overgeplaatst
naar de staf van de TIJGERBRIGADE in
de functie van Kapitein Adjudant
bij de Luitenant Kolonel A. van
Santen, M.W.O. Hij was de opvolger van de Luitenant Kolonel D.R.A. van Langen. Ik denk dat hij de bedenker
van de Luchtlanding was. In zijn eenvoud een briljante operatie.
De regie en uitvoering van
deze operatie kwam in handen te liggen van een Comité bestaande uit:
Voor de Bestuurlijke zaken
1) 2 Bestuursambtenaren van Nederlandse zijde t.w. de Resident van
Midden Java en de assistent Resident De Resident (Lyklema)
is later Burgemeester van Zaandam geworden. 2) 3 hoge Bestuursambtenaren
van de Republiek Indonesia.
Voor de Militaire zaken; belangrijk
1) 3 hoge officieren van de T.N.I.
2) 2 officieren van de Commissie van Goede Diensten t.w.
een Belgische kolonel en een Amerikaanse Generaal Majoor
3) 2 Officieren van Nederlandse zijde t.w. Kolonel A. van Santen (M.W.O.)
Commandant van de V Brigade. De T Brigade was inmiddels
"uitgekleed" en bevatte slechts een Bataljon. En
tenslotte J.C.M. van Haastrecht. Meeting point een groot (Indisch)
Hotel dus een grote entree, een grote eetzaal en verder veel ruimte voor
allerlei activiteiten en bijeenkomsten. Hoge plafonds. En uiteraard veel
slaapkamers. Kortom veel faciliteiten. De naam van het stadje ben ik
vergeten. Ligt op een tiental kilometers ten Noorden van Cjilacjap, een havenstad aan de Zuidkust van Midden Java.
De deelnemers kwamen uit allerlei "windstreken" in de
loop van de middag.
Van Santen en ik hadden de dag
tevoren gelogeerd op een grote theeplantage. Mijn eerste en enige warme
douche in mijn Indië tijd. De eigenaar, derde generatie
Nederlanders, was een goede vriend van Van Santen Hij maakte zich
grote zorgen. ‘Hoe nu verder’ na de overdacht? Aan tafel
(rijsttafel) met de familie vroeg hij indringend of ik
Directeur bij hem wilde worden. Alleen al om de "boel bij
elkaar" te houden. U bent Officier, heeft leiding gegeven aan
een paar honderd man en spreekt de taal. Later op de avond vroeg
hij het nog een keer. Ook ik had mijn zorgen over de ontwikkelingen na
de Overdracht en ben op het voorstel niet ingegaan. Kennis maken met elkaar, heel
gespannen en geleidelijk wat informele gesprekken. De Amerikanen
en ook de Engelsen hadden in de loop der jaren geprobeerd te bemiddelen
en hadden zeer veel belangstelling en interesse voor de verdere
ontwikkelingen in Indië. Er waren journalisten en
correspondenten van de grote Amerikaanse en Engelse bladen en
ook van het bekende Amerikaanse weekblad TIME gekomen (deels uit
N.Y. en London, deels uit Batavia) om verslag te leggen. Dat
was ook het geval bij de ontruiming van de Stad Djokja en de Residentie
Djokjakarta. Ik zie ze nog in hun jeeps zitten met een
typemachientje op hun schoot. Het was inderdaad Wereldnieuws
en werd weer WERELDNIEUWS. Het was het begin van een afsluiting
van een 300 jarige aanwezigheid van ons. Het was de eerste overdracht. Er
zouden uiteraard nog een aantal volgen. Van Santen (is Commandant van
Bronbeek geworden) en ik hebben een hele dag onderhandeld met
de T.N.I. officieren in het bijzijn van de Officieren van de Commissie
van Goede Diensten met allerlei Stafkaarten op tafel om tot
duidelijke afspraken te komen. Dus wij trekken ons terug
tot ‘hier’ en de TNI zou oprukken tot ‘daar’. Dit
werd duidelijk ingetekend op de Stafkaarten. Dus niet in een ruk
naar Semarang. Geen misverstanden tussen de ‘kemphanen’ want
dan zouden we schietpartijen krijgen. En dat dus echt niet. De
ochtend van de tweede dag werd het startsein gegeven.
Tot zover. Beste groet, Jan
van Haastrecht.” |
|
|
|
|
Een ridderlijke Phaffdag . |
|
|
.
Op uitnodiging van de commandant van het Regiment Limburgse Jagers en de Stichting Regiment Limburgse Jagers woonden Joop en Marianne op vrijdag 27 november de Phaffdag 2015 bij. Deze Phaffdag is een hommage aan de oprichter van het stamregiment der Limburgse Jagers, kolonel Phaff, die zijn
Regiment op 23 november 1813 formeerde. Ieder jaar wordt dit wapenfeit
op of omstreeks de 23e november
herdacht. Marianne wordt
voor deze dag steeds uitgenodigd omdat zij destijds van het Regiment de
Limburgse Jagers de kolonel Antoni-waardering
voor haar inzet voor de veteranen heeft uitgereikt gekregen. We
werden met koffie en vlaai in ‘de
generaal de Ruijter van Stevenick kazerne te Oirschot ontvangen in
het ‘Heimbetrieb’. De
toen nog niets vermoedende luitenant
kolonel b.d. Nico Vroom, tevens voorzitter
Stichting RLJ, heette iedere bezoeker persoonlijk hartelijk welkom.
Tevens feliciteerde hij, nu persoonlijk, Marianne nog eens met haar
eerder verkregen Koninklijke onderscheiding. Hij moest eens weten welke
verrassing hem deze dag nog te
wachten stond!
Na
de koffie en vlaai verplaatsten de bezoekers zich naar de bioscoop waar
wij hartelijk welkom werden geheten
door overste Ramon Jansen, Cees
v.d. Ploeg en Nico Vroom.
Eerst en laatst genoemden hielden een toespraak waarin de trots voor het
Regiment niet onder stoelen of banken werd gestoken. Overste Ramon
Jansen was degene die met een strategische draai uiteindelijk de
familie van Nico Vroom en burgermeester
van Meerssen, Mirjam
Clermonts-Aretz,
het
sein gaf om de zaal te betreden. De verrassing was groot! Na een speech
vol lofuitingen door burgemeester werd Nico Vroom samen met zijn vrouw
op het podium geroepen waar hij ‘op grond van de
totaliteit van verdiensten met betrekking tot Defensie en andere
terreinen’
tot Ridder in de orde
van Oranje Nassau werd benoemd.
Een
hele eer.
foto JoopPragt Een
staande ovatie viel hem ten deel. Het familiegezelschap vertrok later
naar de receptie en de overige aanwezigen kregen alsnog een lezing over
wapens van toen en nu. Daarna werden we naar het Kek-gebouw gedirigeerd.
Er wachtte ons daar een heuse rijstmaaltijd i.p.v. de traditionele
erwtensoep! Een feestmaal! Na de lunch was er de mogelijkheid om
Simulator te schieten met de Colt en bezichtiging van oude wapens in
Heimbetrieb. Na daarna nog een glaasje cola te hebben gedronken gingen
we na deze Koninklijke dag op huis aan.
|
|
|
||
|
Een 65jarige bruiloft met Amsterdamse verrassing . |
||
|
Het echtpaar Chris
en Tiny Peelen, 2-7RI, werd tijdens de reünie in september door
danseres DEWI al uitgebreid in het zonnetje gezet.
foto's Joop Pragt Verrassend
was ook dat juist wij, als rasechte Rotterdammers, de heerlijke
Amsterdamse levensliederen en smartlappen uitbundig Mevrouw Tiny Peelen liet achteraf weten dat Chris een beetje oververmoeid was en ’s avonds voorover was gevallen. Hij miste zijn middagdutje. Alles is nu weer in orde. Zo is ook alles in orde gekomen met het grote felicitatieboeket dat namens de Limburgse Jagers aan het bruidspaar is gestuurd. Eind goed, al goed!
|
|
|
|||
|
Roermond 5 september 2015 . |
|||
|
Joop en
Marianne waren met ruim 17.000 veteranen en andere belangstellenden
aanwezig op 5 september bij de nationale herdenking in het Stadspark
Hattum, Roermond. Hoewel het er even op leek dat ook dit jaar de
weergoden met ons zouden zijn, moest er met regelmaat later op de dag
‘de plu’ meerdere malen aan te pas komen. Ook dit jaar
heeft sobat Jo v.d. Heuvel de eervolle taak op zich genomen om de krans
te leggen. Ditmaal en komende herdenkingen gebeurt het
voortaan namens de gehele T(ijger)-Brigade.
Pret tijdens ‘t waterballet!Sobat v.d.Kuy,5-5RI, Gerard
Hegge4-2RI, Piet Boukes 2-13RI
|
|
|
|
Koos de Ruijter, 90 jaar . |
|
.
Op 9 augustus jl werd Rotterdamse 2-6RI-er Koos de Ruijter
90 jaar. Wij gingen hem ‘s morgens even feliciteren en een kopje
koffie bij hem drinken! Thuiswedstrijd!
|
|
|
||||
|
Sobat Henk Zwitselaar, Bruggenhenkie, overleden .
|
||||
|
. Hendrik
Jacobus Zwitselaar, Henk, 2-6RI
vader en schoonvader
*10 november 1925 - † 21 augustus 2015
Het laatste
beetje is nu op
Veel had ik te verduren.
Het kaarsje is nu opgebrand,
Gedoofd zijn alle vuren.
Voor mij die het aangaat is het niet erg,
Ik heb genoeg geleden.
Voor hen die ik achterlaat:
Vaarwel en wees tevreden. Henk was een
man die zijn zelfstandigheid hoog in het vaandel had. Hij bepaalde het
liefste zelf hoe zijn leven vorm kreeg. Zo nam hij eertijds ook
vrijwillig dienst en werd hij uitgezonden naar Nederlands-
Indië. Het contact met de mensen van Sepatoe
Roesak was hem dan ook zeer dierbaar.
Voor Henk was de auto heel belangrijk. Die zorgde voor zijn vrijheid,
maar het bracht ook brood op de plank. Henk werkte als instructeur bij
de rijschool en bij de luchtmacht.
Als militair
was hij verzekerd van standvastigheid. Henk was een actieve man die er
voor zorgde dat het zijn echtgenote en zijn zoon aan niets ontbrak. Voor
zichzelf vroeg hij weinig, maar hij genoot wel ontzettend veel van de
vakanties en de reizen.
Ook Texel speelde een
belangrijke rol in zijn leven. Lange tijd verbleef hij daar samen met Gré enkele maanden per jaar. Hij genoot van de zee, het strand en
de zon. Hij voelde zich daar thuis.
Toen Gré in 2008 overleed, brak een moeilijke tijd aan. Alleen zijn was
niet vanzelfsprekend voor Henk. Uiteindelijk verhuisde hij een drietal
jaar geleden naar de Oranjerie.
Ondanks dat hij zoveel als mogelijk positief en actief bleef, namen zijn
krachten af. Henk was moe geworden van het leven. Hij was er klaar mee
en hij wilde rust. De
crematieplechtigheid werd gehouden op vrijdag 28 augustus om 12.00 uur
in de Boszaal van crematorium
Jonkerbos te Nijmegen.
foto:Joop Pragt Joop en
Marianne waren hier namens 2-6RI
en Tijgerbrigade bij
aanwezig. Na het welkomstwoord van de uitvaartleider, kreeg Joop het woord. Hij haalde in zijn toespraak aan wat sobat Henk
voor ons, maar ook voor 2-6RI en zijn vaderland had betekend. Het
voorval bij Semarang waardoor Henk
Zwitselaar bij de jongens van 2-6RI de bijnaam Bruggen-
Henkie had gekregen werd nogmaals aangehaald. Na de toespraak droeg
Joop een toepasselijk veteranengedicht voor. Met een waardige groet bij
de kist sloot hij zijn toespraak af. Na afloop hebben wij in de
koffiekamer de tekst van de toespraak en het gedicht overhandigd aan
Henk’s zoon Eddy. Onze aanwezigheid werd zeer gewaardeerd. Voor ons
welgemeend.
|
|
|
|||
|
Een bakje troost in Mook |
|||
|
.
|
|||
|
|
|||
|
Een laatste afscheid van sobat Henk Zwitselaar 2-6RI |
|||
|
.
|
|||