Uit mijn lange geheugen

 

Het was uit de tijd dat II-6 RI zelfs nog geen 2-6 was, maar zoals meerdere keren vermeld, als ongeregeld zooitje kon worden betiteld.  Het dagboek van Henny van Oosterhout brengt je weer terug naar de tijd zoals het toen was. 
Ik denk dat de belevenissen van de meeste Sobats soortgelijk zullen zijn geweest.
 
Mijn verhaal vond plaats in april of mei 1945. Het was toen nog echt een ongeregeld zooitje. We waren met een  naamloze groep bij een Canadees onderdeel ingedeeld voor het verrichten van zogenoemde “wachtdiensten”, en lagen in een dorp in de omgeving van het in Duitsland gelegen Kevelaer, een 30-tal kilometers over de grens bij Venlo.
De meeste van ons kwamen uit de Maasdorpen die, vooral aan de Westzijde van de Maas, gelegen waren tussen Venlo en Maastricht.
 
We waren echte sobats van elkaar, alhoewel die naam ons toen nog niet bekend was. Ik herinner me nog  o.a. Driek, Raus, Beerke Bidlot, Pitt Parren, Beerke Parren, Lei Staateman en vooral Lei Jetten. Om ze allemaal op te noemen is een beetje omslachtig,maar ik schat het aantal op ongeveer 30. Met Lei Jetten kon ik goed overweg.
 
We beschikten allen over een “Lee Enfield”geweer, dat we ook altijd bij ons moesten dragen als we op stap gingen. Meestal gingen we met een groep van 4 of 6 man de bossen of velden in.
Het geweer met de riem aan de schouder, en een patronengordel om het middel. Soms hingen er aan de koppel nog enkele handgranaten.We schoten op alles wat er een beetje vreemd uitzag, zoals bijvoorbeeld, een noest aan een boom of een weidepaal. Zo hielden we onze schietvaardigheid in stand.
 
We gingen zo de omliggende boerderijen af.
Onze normen en waarden waren tijdens de bezettingstijd bijna op het hetzelfde niveau gekomen als dat van de bezetter. We waren allen rond de 20 jaar oud en de pubertijd nauwelijks ontsproten.
Bij een boerderij aangekomen vroegen we aan de boer of boerin:”Haben Sie Hühner??? Indien dit werd bevestigd, was ons antwoord:”Dann haben Sie uch Eieer; Also raus damit!”
 
Pas later heb ik geleerd mij daarvoor te schamen, maar destijds lag alles uit de bezettingstijd ons nog vers in het geheugen. In d ie tijd lagen er op meerdere plaatsen nog handgranaten, zomaar op een hoopje langs de weg, netjes verpakt in kartonnen doosjes. Maar geen Duitser die het waagde om ze mee te nemen. Maar op onze eier-inzameling terug te komen: Als we er genoeg hadden, meestal meer dan zo’n 100 stuks, gingen we terug naar de villa waarin we waren ondergebracht. Daar werden de eieren hard gekookt op een koekjesblik, waarin zich aarde en een flinke plens benzine bevonden.  De vlammen sloegen soms tot het plafond van de kamer en ik begrijp nu nog steeds niet, dat de “zaak niet af gefikt is”.
Als de eieren hard genoeg gekookt waren en daarna enigszins afgekoeld, werden ze met smaak genuttigd.  Eigenlijk is dat een te mooi woord voor de schranspartij die er dan plaats vond. Het verwonderde mij, dat we na verloop van tijd, zelf geen eieren begonnen te leggen.
 
Er speelde in die tijd heel veel af, waarover nog vele verhaaltjes te schrijven zouden zijn, maar een voorval wil ik nog memoreren.
Ik noemde de naam  Lei Jetten al eerder. Hij had meer ervaring dan ik, en zou me leren om met handgranaten te gooien. Daartoe togen we er met zijn tweeën op uit naar de omliggende velden. We liepen over een zogenoemde “Holleweg”. 
Een ieder kent wel zo een weg, een weg die ongeveer 1 tot anderhalve meter dieper lag dan het aan weerszijden liggende veld. Hier zou mijn eerste les granaatwerpen plaatsvinden. Het werd hiervoor ook wel tijd, want tot dusver hadden er steeds enkele handgranaten doelloos aan mijn koppel gehangen. 
We klommen tegen het talud langs de weg, tot op het veld, direct langs de weg, Er was geen sterveling in de omgeving te zien, waardoor ons die plek uitermate geschikt leek voor het ondergaan van mijn eerste les granaatwerpen.
Lei Jetten begon mij te instrueren. Hij legde uit: “ Je hebt er met een brandtijd van 3, van 6, en van 8 seconden". Althans, dat meen ik mij nog te herinneren. Ik weet niet meer of dat ook op de handgranaten stond die aan mijn koppel hingen. Tot dusver alleen voor de show, maar dat moest nu eindelijk maar eens anders worden. Na enige instructie van Lei, die vermoedelijk door de  zenuwen niet goed tot mij doordrongen was , trok ik de veiligheidspin eruit en liet gelijk de pal los, die de slagpin op zijn plaats moest houden . 
Het gevolg zal , een ieder die wel eens een handgranaat heeft geworpen , wel bekend zijn. Bij mijn granaat kwam er plots witte rook uit en dat terwijl er nog niet eens een nieuwe paus gekozen was. Ik bleef er met enige verwondering naar staan kijken tot Lei Jetten schreeuwde: “Gooi weg, gooi  weg”. 
Hij kom het nauwelijks uit zijn mond krijgen. Ik deed maar wat mij zo uitdrukkelijk gevraagd was. Lei lag inmiddels al op de grond, en ik volgde zijn voorbeeld maar. Zodoende weet ik niet meer of de granaat nog de grond geraakt heeft voor hij ontplofte. Wel weet ik, dat er over de Holleweg een boer met paard en kar passeerde. Hij was ter hoogte van de granaat, toen deze op of boven de grond ontplofte. De boer legde de zweep over het paard en verdween binnen de kortste keren  in een stofwolk in de verte.. 
We hebben er later niets meer van gehoord, dus het zal wel goed afgelopen zijn, zoals er in die tijd wel meer onverklaarbaars goed afliep.. Lei Jetten is niet mee naar Indië gegaan. Ik denk dat het vertrouwen in zijn collega’s geschokt was. Ik heb hem ook daarna nooit meer gezien. Het gevolg zal toch niet traumatisch geweest zijn?!?
 
                                                                           Jullie Sobat,
                                                                                                                                   Pierre Giesen.