Uit :  kerels van de daad  door Willem v.d. Poll.
.
In Morib beach was ik enkele dagen de gast van II-6 R.I. Het kamp is gelegen aan het strand van de straat van Malakka, nabij het punt waar de geallieerden juist een enorme landsactie wilden uitvoeren, op het ogenblik waarop de Japanners capituleerden. Het bleek minder kostbaar om de landing toch voort te zetten in plaats van terug te keren. Een eenvoudig gedenkteken herinnert nog aan deze overbodige geworden invasie van duizenden voertuigen en tienduizenden mannen. 
 
Een enkel stenen gebouw en een aantal houten barakken dienden onzen mannen hier tot verblijf, nadat ze alles grondig gereinigd en zo goed mogelijk weer bewoonbaar gemaakt hadden. Zoals in al onze kampen, treft de bezoeker ook hier de grote orde en zindelijkheid, vooral in de tropen een onvoorwaardelijke eis voor de instandhouding van de gezondheid. Vlak aan zee is in een tentenkamp de kaderschool ondergebracht. De dienst is zwaar en de mannen, die hier hun opleiding hebben ontvangen, hebben hun kapitein-commandant de veelzeggende erebijnaam van “de Tijger”gegeven. 
 
De Tijger is een oude rot, onvermoeibaar als de jongste van zijn pupillen en even fel als zijn jonge luitenant, een oud commandoman uit Australië, die via de Grote Oost met de geallieerden zijn weg, dwars door de Jappen, naar Malakka vocht. Beiden zijn even hoffelijke en charmante gastheren als goede soldaten. – 
 
Dankbaar aanvaard ik hun aanbod om hun tent als de mijne te beschouwen. – ’s Morgens voor en ’s avonds na de dienst duiken we met alle jongens in de zee, die bij vloed onze tent nog net niet bereiken kan. Moe van het gesjouw en kruipen door de rimboe, liggen we tot lang na zonsondergang aan het strand en luisteren naar de verhalen van de jonge luitenant of denken aan huis, waar nu diezelfde zon zal opgaan. Als we ten slotte onder de klamboe op ons veldbedje kruipen, kan ik een lofzang op het kampeerleven niet bedwingen, waarmee ik de zwakste plek van onze luitenant schijn te hebben getroffen. Hij komt er zelfs van overeind en tussen zijn klamboe zie ik zijn ogen flonkeren. “Kijk eens hier, waarde heer, een jaar of wat geleden dacht ik er misschien net zo over als u en voor een paar dagen lijkt dat allemaal wel aardig. Maar ik ben nu in mijn derde kampeerjaar! En een ding wil ik u nog zeggen: als ik straks thuis kom en iemand heeft het hart in zijn lijf om in mijn bijzijn zelfs het woord “kamperen” uit te spreken, dan behandel ik hem als…….als………de eerste de beste “jap”. Men zij dus gewaarschuwd. Een paar dagen later kreeg ik het bericht dat ik II-6 RI moest verlaten.  

 

 

terug naar verhalen   /   terug naar index